6.2.1. A vehicle is deemed to fulfil the requisite immunity conditions if, during the tests carried out in the manner required by this Annex, there are no abnormal changes in the speed of the vehicle's drive wheels, there are no signs of operational deterioration which might mislead other road users and there are no other noticeable phenomena which could result in a deterioration in the direct control of the vehicle.
6.2.1. Een voertuig wordt geacht aan de immuniteitseisen te voldoen, indien bij de uitvoering van de proeven overeenkomstig de voorschriften van deze bijlage de snelheid van de aangedreven wielen van het voertuig geen abnormale veranderingen ondergaat, indien geen ongunstige beïnvloeding van de werking optreedt die andere weggebruikers in verwarring zou kunnen brengen en indien geen andere verschijnselen worden waargenomen die de directe besturing van het voertuig zouden kunnen aantasten.