2. Where breeding animals of the bovine, porcine, ovine, caprine and equine species are used for the collection of oocytes and embryos, and where breeding animals of the porcine species are used for the collection of semen for artificial insemination, breed societies and breeding operations may require that those breeding animals are identified by one of the methods referred to in paragraph 1.
2. Wanneer fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden en -ezels worden gebruikt voor de winning van eicellen en embryo's, en wanneer fokvarkens worden gebruikt voor de winning van sperma voor kunstmatige inseminatie, kunnen stamboekverenigingen en fokkerijgroeperingen eisen dat deze fokdieren op basis van een van de in lid 1 bedoelde methoden worden geïdentificeerd.