T
he indicators reveal e.g. that the numb
er of recipients of income support has decreased, there are less over-indebted, the perception of the population of their own health has
improved, long-term unemployment and homelessness have slightly eased, the problem of working poor is a minor one, etc. Relative income poverty has increased from 7.3% to 10.8%, but inflation-adjusted fixed poverty level has dropped down from 7.3% to 5.7% in
...[+++] the period 1995-2001 (national data).
Uit de indicatoren blijkt bijvoorbeeld dat het aantal bijstandsgerechtigden is afgenomen, dat er minder mensen met extreme schulden zijn, dat de bevolking een positiever beeld heeft van de eigen gezondheid, dat de langdurige werkloosheid en de dakloosheid licht zijn gedaald, dat het probleem van werkende armen meevalt, enz. In de periode 1995-2001 is de relatieve inkomensarmoede toegenomen van 7,3% naar 10,8%, maar is het voor inflatie gecorrigeerde vaste armoedecijfer teruggelopen van 7,3% naar 5,7% (nationale gegevens).