In particular, as to legitimate expectations, the Court of Justice stated that: ‘in view of the mandatory nature of the supervision of State aid by the Commission under Article 87 of the Treaty, undertakings to which an aid has been granted cannot, in principle, entertain a legitimate expectation that the aid is lawful unless it has been granted in compliance with the procedure laid down in that Article.
Wat met name het gewettigd vertrouwen betreft, heeft het Hof van Justitie verklaard dat „ondernemingen die steun genieten, gelet op het dwingend karakter van het door de Commissie krachtens artikel 93 (thans artikel 87) van het Verdrag uitgeoefende toezicht op de steunmaatregelen van de staten, in beginsel slechts een gewettigd vertrouwen in de rechtmatigheid van de steun [kunnen] hebben wanneer de steun met inachtneming van de procedure van dat artikel is toegekend.