The Member States which, in the case of vehicles stolen or obtained by violence, provide that the body referred to in Article 1 (4) shall pay compensation, may fix in respect of damage to property an excess of not more than 250 ECU for which the victim may be responsible.
De Lid-Staten die voor voertuigen die door diefstal of geweldpleging zijn verkregen, voorzien in tussenkomst van het in artikel 1, lid 4, bedoelde orgaan, kunnen voor materiële schade een franchise vaststellen van ten hoogste 250 Ecu, die tegenover het slachtoffer geldend kan worden gemaakt.