La grippe saisonnière se caractérise par l'apparition brutale d'une forte fièvre, d'une toux (généralement sèche), de maux de tête, de douleurs musculaires et articulaires, d'un malaise général ou encore de maux de gorge et d'écoulement nasal.
Seizoensgriep wordt gekenmerkt door het plotse ontstaan van hoge koorts, hoest (meestal droge), hoofd- en spierpijn en pijn aan de gewrichten, een algemeen gevoel van onbehagen of keelpijn en neusloop.