Pour le surplus, la Cour rel
ève que l’hypothèse envisagée par l’ASBL “G. H. de Charleroi” d’un patient qui soulèverait la prescription visée par l’article 2777bis après avoir interrompu la prescription visée par l’article 174 de la loi AMI de manière à obtenir un paiement pour des dépenses dont il est déchargé ne peut se réaliser en raison du système du tiers payant, dans le cadre duquel une interruption de prescription par lettre recommandée est possible, pour
ce qui concerne la part couverte par l’AMI, le patient ne pouvant obtenir
...[+++]le paiement ou le remboursement en ce qui concerne la part qu’il doit supporter personnellement.
Voor het overige merkt het Hof op dat de door de vzw “ G. H. de Charleroi ” overwogen hypothese van een patiënt die de in artikel 2277bis beoogde verjaring zou aanvoeren na de verjaring te hebben gestuit die in artikel 174 van de ZIV-wet wordt beoogd teneinde een betaling te verkrijgen voor de uitgaven waarvan hij is vrijgesteld, zich niet kan voordoen wegens het systeem van de derdebetaler, in het kader waarvan de verjaring door een aangetekend schrijven kan worden gestuit, wat het door de ZIV gedekte deel betreft, waarbij de patiënt geen betaling of terugbetaling kan verkrijgen voor het deel dat hij persoonlijk moet dragen.