Il faut aborder avec prudence l’administration concomitante de lercanidipine et d’inducteurs du CYP3A4 tels que les antiépileptiques (par ex. phénytoïne, carbamazépine) et la rifampicine, car l’effet antihypertenseur peut se réduire, et il faut surveiller la tension sanguine plus souvent que d’habitude.
Medetoediening van lercanidipine met CYP3A4-inductoren zoals anticonvulsiva (bijvoorbeeld fenytoïne, carbamazepine) en rifampicine dient met voorzichtigheid te worden benaderd vanwege een mogelijke afname van het antihypertensieve effect. De bloeddruk moet vaker dan normaal worden gecontroleerd.