Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Traduction de «jours d'administration concomitante » (Français → Néerlandais) :

L’administration concomitante de crizotinib et d’inhibiteurs puissants du CYP3A peut augmenter les concentrations plasmatiques de crizotinib. L’administration concomitante d’une dose orale unique de 150 mg de crizotinib en présence de kétoconazole (200 mg deux fois par jour), inhibiteur puissant du CYP3A, a entraîné des augmentations de l’exposition systémique au crizotinib, avec des valeurs de l’aire sous la courbe (AUC, Area Under the Curve) inf et d ...[+++]

bij aanwezigheid van ketoconazol (tweemaal daags 200 mg), een sterke CYP3A-remmer, resulteerde in toename van de systemische blootstelling aan crizotinib, waarbij de AUC inf - en C max -waarden van crizotinib respectievelijk circa 3,2 maal en 1,4 maal de waarden waren die werden waargenomen wanneer crizotinib alleen werd toegediend.


Adaptation de la dose en cas d’administration concomitante d’inhibiteurs puissants du CYP3A4 ou de fluconazole En cas d’administration concomitante avec des inhibiteurs puissants du CYP3A4 ou des doubles inhibiteurs des enzymes du CYP2C9 et du CYP3A4 (par exemple le fluconazole), la dose unitaire de Jakavi doit être diminuée d’environ 50 %, à administrer deux fois par jour (voir rubrique 4.5).

Dosisaanpassing bij gelijktijdig gebruik van sterke CYP3A4-remmers of fluconazol Wanneer Jakavi wordt toegediend met sterke CYP3A4-remmers of tweevoudige remmers van CYP2C9- en CYP3A4-enzymen (bv. fluconazol), moet de eenheidsdosis van Jakavi worden verlaagd met ongeveer 50%, tweemaal daags toe te dienen (zie rubriek 4.5).


Ces données indiquent qu’un ajustement de la dose n’est pas nécessaire lors de l’administration concomitante de paclitaxel et de carboplatine avec le sorafénib lorsque celui-ci est arrêté pendant trois jours (deux jours précédant l’administration du paclitaxel/Carboplatine et le jour de l’administration).

Deze gegevens wijzen erop dat er geen noodzaak is voor een dosisaanpassing als paclitaxel en carboplatine gelijktijdig worden toegediend met sorafenib met een onderbreking van 3 dagen in het toedieningsschema van sorafenib (twee dagen vóór en op de dag van de toediening van paclitaxel/carboplatine).


L'administration concomitante du pazopanib (400 mg une fois par jour) avec le kétoconazole (400 mg une fois par jour), un inhibiteur puissant du CYP3A4 et de la P-gp, pendant 5 jours consécutifs, a entraîné une augmentation de l'ASC (0-24) et de la C max moyennes du pazopanib de respectivement 66 % et 45 %, par rapport à l'administration du pazopanib seul (400 mg une fois par jour pendant 7 jours).

Gelijktijdige toediening van pazopanib (400 mg eenmaal daags) met de sterke CYP3A4- en P-gpremmer ketoconazol (400 mg eenmaal daags) gedurende vijf opeenvolgende dagen resulteerde respectievelijk in een toename van 66% en 45% van de gemiddelde pazopanib AUC (0-24) en C max . Deze toename was in vergelijking met de toediening van alleen pazopanib (400 mg eenmaal daags gedurende 7 dagen).


Capécitabine L’administration concomitante de capécitabine (750-1050 mg/m 2 , deux fois par jour, du 1er au 14 ème jour d’un cycle de 21 jours) avec le sorafénib (200 ou 400 mg deux fois par jour, administration continue sans interruption) n’a pas entrainé de changement significatif de l’exposition au sorafénib mais une augmentation de l’exposition de 15-50 % à la capécitabine et de 0-52% au 5-FU.

Capecitabine Gelijktijdige toediening van capecitabine (750-1050 mg/m 2 tweemaal daags, op dag 1 tot 14 van een 21 daags regime) en sorafenib (200 of 400 mg tweemaal daags, continue ononderbroken toediening) resulteerde niet in een significante verandering in de blootstelling aan sorafenib, maar wel in een toename van 15-50% in de blootstelling aan capecitabine en een toename van 0-52% in de blootstelling aan 5-FU.


L’administration concomitante d’oméprazole et de nelfinavir est contre-indiquée (voir rubrique 4.3). L’administration concomitante d’oméprazole (40 mg une fois par jour) a réduit l’exposition moyenne au nelfinavir d’environ 40 % et l’exposition moyenne au M8, un métabolite pharmacologiquement actif, d’environ 75 à 90 %.

De gelijktijdige toediening van omeprazol (40 mg eenmaal per dag) verminderde de gemiddelde blootstelling aan nelvinavir met ongeveer 40% en de gemiddelde blootstelling aan de farmacologisch actieve metaboliet M8 was met ongeveer 75 –90% verminderd.


Autres interactions affectant ruxolitinib à prendre en compte Inhibiteurs faibles ou modérés du CYP3A4 (tels que, entre autres, ciprofloxacine, érythromycine, amprénavir, atazanavir, diltiazem, cimétidine) Chez des volontaires sains, l’administration concomitante de ruxolitinib (dose unique de 10 mg) et d’érythromycine 500 mg deux fois par jour pendant 4 jours a entraîné une augmentation de la C max et de l’ASC du ruxolitinib de respectivement 8 % et 27 % par rapport à l’administration de ruxolitinib seul.

Andere interacties die ruxolitinib beïnvloeden en die in overweging moeten worden genomen Lichte of matige CYP3A4-remmers (zoals, maar niet beperkt tot ciprofloxacine, erytromycine, amprenavir, atazanavir, diltiazem, cimetidine) Bij gezonde personen resulteerde gelijktijdige toediening van ruxolitinib (eenmalige dosis van 10 mg) en erytromycine 500 mg tweemaal daags gedurende vier dagen in een C max en AUC van ruxolitinib die respectievelijk 8% en 27% hoger waren dan met ruxolitinib alleen.


Les études cliniques 201 et 202 indiquent que l’administration concomitante de ziconotide et de morphine par voie intrarachidienne peut efficacement réduire la douleur et diminuer l’utilisation d’opiacés par voie systémique pendant une période prolongée chez des patients chez qui l’administration par voie intrarachidienne de la dose maximale tolérée de ziconotide (médiane 8,7 μg/jour, moyenne 25,7 μg/jour – étude 201) ou de morphine seule (étude 202) ne parvenait pas à contrôler la douleur de manière adéquate.

Uit de klinische onderzoeken 201 en 202 blijkt dat de combinatie van intrathecaal ziconotide en intrathecaal morfine de pijn effectief kan verlichten en het systemisch opioïdengebruik gedurende een langere periode kan verlagen bij patiënten bij wie de pijn met alleen de maximale verdragen dosis intrathecaal ziconotide (mediaan 8,7 μg/dag, mean 25,7 μg/dag – onderzoek 201) of intrathecaal morfine (onderzoek 202) onvoldoende werd verlicht.


Si une administration concomitante avec un inducteur puissant du CYP3A4 est requise, une augmentation de la dose d’Afinitor de 10 mg par jour jusqu’à 20 mg par jour en utilisant une augmentation par pallier de 5 mg est appliquée le 4 iéme jour et 8 ième jour après l’initiation du traitement par l’inducteur.

Als patiënten gelijktijdige toediening van een sterke CYP3A4-inductor nodig hebben, dient een dosisverhoging van Afinitor van 10 mg/dag naar maximaal 20 mg/dag te worden overwogen, met verhogingen van 5 mg op dag 4 en dag 8 volgend op de start van de inductor.


Pour les patients présentant un angiomyolipome rénal associé à une STB : Si une administration concomitante avec un inducteur puissant du CYP3A4 est requise, une augmentation de la dose de Votubia de 10 mg par jour jusqu’à 20 mg par jour en utilisant une augmentation par pallier de 5 mg est appliquée le 4 iéme jour et 8 ième jour après l’initiation du traitement par l’inducteur.

Voor patiënten met renaal angiomyolipoom geassocieerd met TSC: Als patiënten gelijktijdige toediening van een sterke CYP3A4-inductor nodig hebben, dient een dosisverhoging van Votubia van 10 mg/dag tot maximaal 20 mg/dag te worden overwogen, met verhogingen van 5 mg op dag 4 en dag 8 volgend op de start van de inductor.


w