Vertaling van "sélectif n'a révélé " (Frans → Nederlands) :

TERMINOLOGIE

Définition: Evénements résultant en une auto-évaluation négative de l'enfant, telle qu'échec dans des tâches exigeant un fort investissement personnel, révélation ou découverte d'un événement personnel ou familial honteux ou traumatisant et autres expériences humiliantes.
gebeurtenissen leidend tot een negatieve zelfwaardering bij het kind, zoals falen in taken met grote persoonlijke-inzet; ontdekken of openbaar maken van een beschamende of stigmatiserende persoonlijke-gebeurtenis of familiegebeurtenis; en andere vernederende-ervaringen.

Définition: Trouble caractérisé par un mode particulier de fonctionnement social anormal, apparaissant durant les cinq premières années de la vie, persistant habituellement en dépit de modifications importantes de l'environnement. Exemples: conduites d'attachement généralisé et non sélectif, demandes d'affection et sociabilité non discriminatives, interactions peu différenciées avec les autres enfants; des perturbations émotionnelles et d'autres troubles du comportement peuvent enfin être associés, variables selon les circonstances. | Psychopathie de privation affective Syndrome institutionnel
Omschrijving: Een bepaald patroon van abnormaal sociaal-functioneren dat ontstaat tijdens de eerste vijf levensjaren en dat blijvend dreigt te zijn ondanks belangrijke veranderingen in de omstandigheden, bijv. diffuus niet-selectief gericht-hechtingsgedrag, aandacht vragen, ongenuanceerde vriendelijkheid en slechte aanpassing in de omgang met soortgenoten; afhankelijk van de omstandigheden kan er ook nog sprake zijn van emotionele stoornissen en gedragsstoornissen. | Neventerm: | affectieloze psychopathie | institutionaliseringssyndroom

Définition: Trouble caractérisé par un refus, lié à des facteurs émotionnels, de parler dans certaines situations déterminées. L'enfant est capable de parler dans certaines situations, mais refuse de parler dans d'autres situations (déterminées). Le trouble s'accompagne habituellement d'une accentuation nette de certains traits de personnalité, par exemple d'une anxiété sociale, d'un retrait social, d'une hypersensibilité ou d'une opposition. | Mutisme sélectif
Omschrijving: Dit wordt gekenmerkt door een duidelijke, emotioneel bepaalde, selectiviteit in het spreken, zodanig dat het kind in sommige situaties taalbeheersing aan de dag legt, maar in andere (goed omschrijfbare) situaties niet spreekt. De stoornis gaat doorgaans samen met uitgesproken persoonlijkheidskenmerken waaronder sociale angst, teruggetrokkenheid, gevoeligheid of verzet. | Neventerm: | selectief mutisme

Déficit sélectif en immunoglobuline M [IgM]
selectieve deficiëntie van immunoglobuline M [IgM]

Déficit sélectif en immunoglobuline A [IgA]
selectieve deficiëntie van immunoglobuline A [IgA]

Déficit sélectif en sous-classes d'immunoglobulines G [IgG]
selectieve deficiëntie van subklassen van immunoglobuline G [IgG]

IN-CONTEXT TRANSLATIONS

Sélégiline (IMAO-B sélectif) Une étude d'interactions pharmacocinétiques/pharmacodynamiques portant sur l'administration concomitante de citalopram (20 mg par jour) et de sélégiline (10 mg par jour) (un IMAO-B sélectif) n'a révélé aucune interaction cliniquement pertinente.
Selegiline (selective MAO-B-remmer) Een farmacokinetisch / farmacodynamisch interactie-onderzoek met gelijktijdig toegediend citalopram (20 mg per dag) en selegiline (10 mg per dag) (een selectieve MAO-B-remmer) heeft geen klinisch relevante interacties opgeleverd.

Sélégiline (IMAO-B sélectif) Une étude d’interactions pharmacocinétiques/pharmacodynamiques évaluant l’administration concomitante de citalopram (20 mg par jour) et de sélégiline (10 mg par jour) (un IMAO-B sélectif) n’a révélé aucune interaction cliniquement significative.
Selegiline (selectieve MAO-B remmer) Een farmacokinetische/farmacodynamische interactiestudie met gelijktijdige toediening van citalopram (20 mg per dag) en selegiline (10 mg per dag) (een selectieve MAO-B remmer) toonde geen klinisch relevante interacties.

1 C10AA INHIBITEURS DE LA HMG-CoA REDUCTASE 13,4% 74.403 1,7% 1.841 8,0% 4 2 C09AA INHIBITEURS DE L'ENZYME DE CONVERSION DE L'ANGIOTENSINE (ECA), SIMPLES 10,7% 59.181 1,8% 2.475 10,7% 1 3 C08CA DERIVES DE LA DIHYDROPYRIDINE 8,5% 47.364 1,5% 1.403 6,1% 5 4 C07AB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS 8,0% 44.277 1,8% 2.183 9,4% 3 5 C01DX AUTRES VASODILATATEURS POUR MALADIES CARDIAQUES 7,6% 42.222 3,2% 2.240 9,7% 2 6 C01BC ANTIARYTHMIQUES, CLASSE IC 3,4% 18.693 5,5% 533 2,3% 14 7 C09CA ANTAGONISTES DE L'ANGIOTENSINE II, SIMPLES 3,3% 18.289 1,8% 453 2,0% 15 8 C01DA NITRATES ORGANIQUES 3,3% 18.208 2,2% 1.116 4,8% 6 9 L04AA IMMUNOSUPPRESSEURS SELECTIFS 3,1% 17.059 2,0% 40 0,2% 51 10 C08DB DERIVES DE LA BENZOTHIAZEPINE 2,7% 15.123 3,7% 535 2,3% 13 11 B01AC INHIBITEURS DE L'AGREGATION PLAQUETTAIRE, SAUF L'HEPARINE 2,6% 14.659 2,0% 429 1,9% 16 12 C10AB FIBRATEN 2,2% 12.324 1,0% 657 2,8% 9 13 A02BC INHIBITEURS DE LA POMPE A PROTONS 2,0% 10.888 0,3% 129 0,6% 33 14 C07AA BETA-BLOQUANTS NON SELECTIFS 1,9% 10.295 2,3% 933 4,0% 8 15 C07AG ALPHA- ET BETA-BLOQUANTS 1,8% 9.828 2,2% 238 1,0% 21 16 C01BD ANTIARYTHMIQUES DE CLASSE III 1,5% 8.332 4,8% 646 2,8% 10 17 C09BA INHIBIT. DE L'ENZYME DE CONVERSION DE L'ANGIOTENSINE ET DIURETIQUES 1,4% 7.578 1,4% 174 0,8% 24 18 N06AB INHIBITEURS SELECTIFS DU RECAPTAGE DE LA SEROTONINE 1,3% 7.464 0,2% 154 0,7% 26 19 C03DA ANTAGONISTES DE L'ALDOSTERONE 1,1% 6.005 1,1% 197 0,9% 22 20 R03BA GLUCOCORTICOIDES 1,0% 5.440 0,2% 132 0,6% 32 21 C03CA SULFAMIDES 1,0% 5.400 1,6% 641 2,8% 11 22 C03EA DIURETIQUE DU TUBE DISTAL ET D'EPARGNE POTASSIQUE 1,0% 5.380 1,2% 591 2,6% 12 23 B01AB HEPARINE 0,9% 4.792 0,4% 45 0,2% 49 24 A10BB DERIVES DE LA SULFONYLUREE 0,8% 4.540 0,5% 243 1,1% 20 25 C07FB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS ET AUTRES ANTIHYPERTENSEURS 0,8% 4.212 1,4% 137 0,6% 29 26 M04AA INHIBITEURS DE LA PRODUCTION D'ACIDE URIQUE 0,7% 3.820 1,1% 261 1,1% 19 27 C07BB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS ET THIAZIDES 0,5% 2.986 1,1% 145 0,6% 27 28 C07CB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS ET AUTRES DIUR ...
1 C10AA HMG-CoA REDUCTASEREMMERS 13,4% 74.403 1,7% 1.841 8,0% 4 2 C09AA INHIBITOREN VAN HET ANGIOTENSINE-CONVERSIE-ENZYM (ACE), ENKELVOUDIG 10,7% 59.181 1,8% 2.475 10,7% 1 3 C08CA DIHYDROPYRIDINEDERIVATEN 8,5% 47.364 1,5% 1.403 6,1% 5 4 C07AB BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN, SELECTIEVE 8,0% 44.277 1,8% 2.183 9,4% 3 5 C01DX OVERIGE VASODILATANTIA BIJ HARTZIEKTEN 7,6% 42.222 3,2% 2.240 9,7% 2 6 C01BC ANTI-ARITMICA (KLASSE IC) 3,4% 18.693 5,5% 533 2,3% 14 7 C09CA ANTAGONISTEN VAN HET ANGIOTENSINE II, ENKELVOUDIG 3,3% 18.289 1,8% 453 2,0% 15 8 C01DA ORGANISCHE NITRATEN 3,3% 18.208 2,2% 1.116 4,8% 6 9 L04AA SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA 3,1% 17.059 2,0% 40 0,2% 51 10 C08DB BENZOTHIAZEPINEDERIVATEN 2,7% 15.123 3,7% 535 2,3% 13 11 B01AC TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS, HEPARINE UITGEZONDERD 2,6% 14.659 2,0% 429 1,9% 16 12 C10AB FIBRATEN 2,2% 12.324 1,0% 657 2,8% 9 13 A02BC INHIBITOREN VAN DE PROTONPOMP 2,0% 10.888 0,3% 129 0,6% 33 14 C07AA BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN, NIET-SELECTIEVE 1,9% 10.295 2,3% 933 4,0% 8 15 C07AG ALFA- EN BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN 1,8% 9.828 2,2% 238 1,0% 21 16 C01BD ANTI-ARITMICA (KLASSE III) 1,5% 8.332 4,8% 646 2,8% 10 17 C09BA INHIBITOREN VAN HET ANGIOTENSINE-CONVERSIE-ENZYM (ACE) MET DIURETICA 1,4% 7.578 1,4% 174 0,8% 24 18 N06AB SELECTIEVE SEROTONINE REUPTAKE INHIBITOREN 1,3% 7.464 0,2% 154 0,7% 26 19 C03DA ALDOSTERONANTAGONISTEN 1,1% 6.005 1,1% 197 0,9% 22 20 R03BA GLUCOCORTICOIDEN 1,0% 5.440 0,2% 132 0,6% 32 21 C03CA SULFONAMIDEN 1,0% 5.400 1,6% 641 2,8% 11 22 C03EA " LOW-CEILING" DIURETICA MET KALIUMSPARENDE MIDDELEN 1,0% 5.380 1,2% 591 2,6% 12 23 B01AB HEPARINEGROEP 0,9% 4.792 0,4% 45 0,2% 49 24 A10BB SULFONYLUREUMDERIVATEN 0,8% 4.540 0,5% 243 1,1% 20 25 C07FB SELECTIEVE BETA-BLOKKERENDE MIDDELEN MET OVERIGE ANTIHYPERTENSIVA 0,8% 4.212 1,4% 137 0,6% 29 26 M04AA MIDDELEN MET REMMENDE WERKING OP DE URINEZUURPRODUKTIE 0,7% 3.820 1,1% 261 1,1% 19 27 C07BB SELECTIEVE BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN MET THIAZIDEN 0,5% 2.9 ...

Dans deux études versus ranitidine comme comparateur actif, NEXIAM s’est révélé meilleur dans la cicatrisation des ulcères gastriques chez les patients utilisant des AINS, y compris les AINS COX-2 sélectifs.
In twee studies met ranitidine als actieve comparator, vertoonde NEXIAM een beter effect op de genezing van maagulcera bij patiënten die NSAIDs innamen, inclusief COX-2 selectieve NSAIDs.

Dans deux études versus ranitidine comme comparateur actif, Esoméprazole comprimé s’est révélé meilleur dans la cicatrisation des ulcères gastriques chez les patients utilisant des AINS, y compris les AINS COX-2 sélectifs.
In twee studies met ranitidine als actieve comparator, vertoonde Esomeprazole EG maagsapresistente tablet een beter effect op de genezing van maagulcera bij patiënten die NSAIDs innamen, inclusief COX-2 selectieve NSAIDs.

Effets de classe : Des études épidémiologiques, principalement réalisées chez des patients de 50 ans et plus, ont révélé un risque accru de fractures osseuses chez les patients recevant des inhibiteurs sélectifs de la recapture de la sérotonine (ISRS) et des antidépresseurs tricycliques (ATC).
Effecten van de klasse: Uit epidemiologische onderzoeken, voornamelijk uitgevoerd met patiënten van 50 jaar en ouder, bleek een verhoogd risico op botfracturen bij patiënten die selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) en tricyclische antidepressiva (TCA’s) krijgen.

1 C10AA INHIBITEURS DE LA HMG-CoA REDUCTASE 15,6% 2.252 1,7% 2.715 11,1% 1 2 C09AA INHIBITEURS DE L'ENZYME DE CONVERSION DE L'ANGIOTENSINE (ECA), SIMPLES 9,6% 1.378 1,8% 2.453 10,0% 2 3 C08CA DERIVES DE LA DIHYDROPYRIDINE 8,3% 1.193 1,5% 1.427 5,8% 5 4 C07AB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS 7,6% 1.091 1,9% 2.290 9,3% 4 5 C01DX AUTRES VASODILATATEURS POUR MALADIES CARDIAQUES 7,2% 1.042 3,1% 2.405 9,8% 3 6 C09CA ANTAGONISTES DE L'ANGIOTENSINE II, SIMPLES 4,2% 606 1,6% 621 2,5% 11 7 C01BC ANTIARYTHMIQUES, CLASSE IC 3,2% 455 5,4% 546 2,2% 15 8 C01DA NITRATES ORGANIQUES 2,9% 414 2,2% 1.032 4,2% 6 9 L04AA IMMUNOSUPPRESSEURS SELECTIFS 2,7% 383 1,6% 38 0,2% 53 10 C08DB DERIVES DE LA BENZOTHIAZEPINE 2,6% 374 3,6% 549 2,2% 14 11 B01AC INHIBITEURS DE L'AGREGATION PLAQUETTAIRE, SAUF L'HEPARINE 2,4% 349 2,0% 404 1,6% 16 12 A02BC INHIBITEURS DE LA POMPE A PROTONS 2,3% 333 0,3% 167 0,7% 27 13 C10AB FIBRATEN 1,8% 253 0,9% 559 2,3% 13 14 C07AG ALPHA- ET BETA-BLOQUANTS 1,7% 246 2,2% 238 1,0% 21 15 C07AA BETA-BLOQUANTS NON SELECTIFS 1,7% 240 2,3% 917 3,7% 7 16 C01BD ANTIARYTHMIQUES DE CLASSE III 1,5% 209 4,8% 679 2,8% 10 17 N06AB INHIBITEURS SELECTIFS DU RECAPTAGE DE LA SEROTONINE 1,4% 207 0,2% 173 0,7% 26 18 C09BA INHIBIT. DE L'ENZYME DE CONVERSION DE L'ANGIOTENSINE ET DIURETIQUES 1,4% 195 1,4% 184 0,7% 24 19 C03DA ANTAGONISTES DE L'ALDOSTERONE 1,2% 168 1,2% 235 1,0% 22 20 B01AB HEPARINE 1,1% 162 0,5% 73 0,3% 42 21 R03BA GLUCOCORTICOIDES 1,0% 149 0,2% 96 0,4% 37 22 C03CA SULFAMIDES 0,9% 134 1,7% 686 2,8% 9 23 C03EA DIURETIQUE DU TUBE DISTAL ET D'EPARGNE POTASSIQUE 0,9% 129 1,2% 613 2,5% 12 24 C07FB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS ET AUTRES ANTIHYPERTENSEURS 0,8% 113 1,4% 144 0,6% 30 25 A10BB DERIVES DE LA SULFONYLUREE 0,8% 109 0,5% 247 1,0% 20 26 C09DA ANTAGONISTES DE L'ANGIOTENSINE II ET DIURETIQUES 0,7% 96 1,8% 89 0,4% 39 27 M04AA INHIBITEURS DE LA PRODUCTION D'ACIDE URIQUE 0,6% 91 1,1% 261 1,1% 19 28 C07BB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS ET THIAZIDES 0,6% 85 1,1% 175 0,7% 25 29 G04CA ALPHABLOQUANTS 0,5 ...
1 C10AA HMG-CoA REDUCTASEREMMERS 15,6% 2.252 1,7% 2.715 11,1% 1 2 C09AA INHIBITOREN VAN HET ANGIOTENSINE-CONVERSIE-ENZYM (ACE), ENKELVOUDIG 9,6% 1.378 1,8% 2.453 10,0% 2 3 C08CA DIHYDROPYRIDINEDERIVATEN 8,3% 1.193 1,5% 1.427 5,8% 5 4 C07AB BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN, SELECTIEVE 7,6% 1.091 1,9% 2.290 9,3% 4 5 C01DX OVERIGE VASODILATANTIA BIJ HARTZIEKTEN 7,2% 1.042 3,1% 2.405 9,8% 3 6 C09CA ANTAGONISTEN VAN HET ANGIOTENSINE II, ENKELVOUDIG 4,2% 606 1,6% 621 2,5% 11 7 C01BC ANTI-ARITMICA (KLASSE IC) 3,2% 455 5,4% 546 2,2% 15 8 C01DA ORGANISCHE NITRATEN 2,9% 414 2,2% 1.032 4,2% 6 9 L04AA SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA 2,7% 383 1,6% 38 0,2% 53 10 C08DB BENZOTHIAZEPINEDERIVATEN 2,6% 374 3,6% 549 2,2% 14 11 B01AC TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS, HEPARINE UITGEZONDERD 2,4% 349 2,0% 404 1,6% 16 12 A02BC INHIBITOREN VAN DE PROTONPOMP 2,3% 333 0,3% 167 0,7% 27 13 C10AB FIBRATEN 1,8% 253 0,9% 559 2,3% 13 14 C07AG ALFA- EN BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN 1,7% 246 2,2% 238 1,0% 21 15 C07AA BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN, NIET-SELECTIEVE 1,7% 240 2,3% 917 3,7% 7 16 C01BD ANTI-ARITMICA (KLASSE III) 1,5% 209 4,8% 679 2,8% 10 17 N06AB SELECTIEVE SEROTONINE REUPTAKE INHIBITOREN 1,4% 207 0,2% 173 0,7% 26 18 C09BA INHIBITOREN VAN HET ANGIOTENSINE-CONVERSIE-ENZYM (ACE) MET DIURETICA 1,4% 195 1,4% 184 0,7% 24 19 C03DA ALDOSTERONANTAGONISTEN 1,2% 168 1,2% 235 1,0% 22 20 B01AB HEPARINEGROEP 1,1% 162 0,5% 73 0,3% 42 21 R03BA GLUCOCORTICOIDEN 1,0% 149 0,2% 96 0,4% 37 22 C03CA SULFONAMIDEN 0,9% 134 1,7% 686 2,8% 9 23 C03EA " LOW-CEILING" DIURETICA MET KALIUMSPARENDE MIDDELEN 0,9% 129 1,2% 613 2,5% 12 24 C07FB SELECTIEVE BETA-BLOKKERENDE MIDDELEN MET OVERIGE ANTIHYPERTENSIVA 0,8% 113 1,4% 144 0,6% 30 25 A10BB SULFONYLUREUMDERIVATEN 0,8% 109 0,5% 247 1,0% 20 26 C09DA ANTAGONISTEN VAN HET ANGIOTENSINE II MET DIURETICA 0,7% 96 1,8% 89 0,4% 39 27 M04AA MIDDELEN MET REMMENDE WERKING OP DE URINEZUURPRODUKTIE 0,6% 91 1,1% 261 1,1% 19 28 C07BB SELECTIEVE BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDE ...

1 C10AA INHIBITEURS DE LA HMG-CoA REDUCTASE 16,9% 2.693 1,7% 3.306 12,2% 1 2 C09AA INHIBITEURS DE L'ENZYME DE CONVERSION DE L'ANGIOTENSINE (ECA), SIMPLES 9,0% 1.439 2,0% 2.597 9,6% 3 3 C08CA DERIVES DE LA DIHYDROPYRIDINE 7,9% 1.269 1,5% 1.524 5,6% 5 4 C01DX AUTRES VASODILATATEURS POUR MALADIES CARDIAQUES 7,0% 1.114 3,1% 2.681 9,9% 2 5 C07AB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS 7,0% 1.113 1,9% 2.471 9,1% 4 6 C09CA ANTAGONISTES DE L'ANGIOTENSINE II, SIMPLES 4,9% 776 1,5% 940 3,5% 8 7 B01AC INHIBITEURS DE L'AGREGATION PLAQUETTAIRE, SAUF L'HEPARINE 3,2% 517 2,2% 473 1,7% 16 8 C01BC ANTIARYTHMIQUES, CLASSE IC 3,2% 507 5,7% 594 2,2% 14 9 L04AA IMMUNOSUPPRESSEURS SELECTIFS 2,6% 422 1,5% 41 0,2% 53 10 C08DB DERIVES DE LA BENZOTHIAZEPINE 2,6% 410 3,6% 603 2,2% 13 11 C01DA NITRATES ORGANIQUES 2,4% 390 2,2% 977 3,6% 6 12 A02BC INHIBITEURS DE LA POMPE A PROTONS 2,4% 378 0,3% 197 0,7% 26 13 C07AG ALPHA- ET BETA-BLOQUANTS 1,8% 280 2,2% 265 1,0% 20 14 C07AA BETA-BLOQUANTS NON SELECTIFS 1,5% 243 2,4% 961 3,5% 7 15 C10AB FIBRATEN 1,5% 242 0,9% 551 2,0% 15 16 N06AB INHIBITEURS SELECTIFS DU RECAPTAGE DE LA SEROTONINE 1,4% 229 0,2% 194 0,7% 27 17 C01BD ANTIARYTHMIQUES DE CLASSE III 1,4% 222 5,0% 734 2,7% 11 18 C09DA ANTAGONISTES DE L'ANGIOTENSINE II ET DIURETIQUES 1,3% 209 1,8% 189 0,7% 29 19 C09BA INHIBIT. DE L'ENZYME DE CONVERSION DE L'ANGIOTENSINE ET DIURETIQUES 1,3% 208 1,5% 199 0,7% 25 20 B01AB HEPARINE 1,3% 203 0,6% 160 0,6% 30 21 C03DA ANTAGONISTES DE L'ALDOSTERONE 1,1% 177 1,3% 251 0,9% 23 22 R03BA GLUCOCORTICOIDES 1,0% 156 0,2% 139 0,5% 33 23 C03CA SULFAMIDES 0,9% 142 1,7% 758 2,8% 10 24 C03EA DIURETIQUE DU TUBE DISTAL ET D'EPARGNE POTASSIQUE 0,8% 135 1,2% 656 2,4% 12 25 C07FB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS ET AUTRES ANTIHYPERTENSEURS 0,7% 118 1,4% 148 0,5% 32 26 A10BB DERIVES DE LA SULFONYLUREE 0,7% 111 0,5% 258 0,9% 22 27 C07BB BETA-BLOQUANTS SELECTIFS ET THIAZIDES 0,6% 101 1,2% 211 0,8% 24
1 C10AA HMG-CoA REDUCTASEREMMERS 16,9% 2.713 1,7% 3.337 12,2% 1 2 C09AA INHIBITOREN VAN HET ANGIOTENSINE-CONVERSIE-ENZYM (ACE), ENKELVOUDIG 9,0% 1.450 2,0% 2.621 9,6% 3 3 C08CA DIHYDROPYRIDINEDERIVATEN 7,9% 1.278 1,5% 1.535 5,6% 5 4 C01DX OVERIGE VASODILATANTIA BIJ HARTZIEKTEN 7,0% 1.122 3,1% 2.701 9,9% 2 5 C07AB BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN, SELECTIEVE 7,0% 1.121 1,9% 2.490 9,1% 4 6 C09CA ANTAGONISTEN VAN HET ANGIOTENSINE II, ENKELVOUDIG 4,9% 782 1,5% 842 3,1% 9 7 B01AC TROMBOCYTENAGGREGATIEREMMERS, HEPARINE UITGEZONDERD 3,2% 521 2,2% 467 1,7% 16 8 C01BC ANTI-ARITMICA (KLASSE IC) 3,2% 511 5,7% 598 2,2% 14 9 L04AA SELECTIEVE IMMUNOSUPPRESSIVA 2,6% 425 1,5% 41 0,2% 53 10 C08DB BENZOTHIAZEPINEDERIVATEN 2,6% 413 3,6% 607 2,2% 13 11 C01DA ORGANISCHE NITRATEN 2,4% 393 2,2% 984 3,6% 6 12 A02BC INHIBITOREN VAN DE PROTONPOMP 2,4% 381 0,3% 198 0,7% 26 13 C07AG ALFA- EN BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN 1,8% 282 2,2% 267 1,0% 20 14 C07AA BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN, NIET-SELECTIEVE 1,5% 245 2,4% 968 3,6% 7 15 C10AB FIBRATEN 1,5% 244 0,9% 560 2,1% 15 16 N06AB SELECTIEVE SEROTONINE REUPTAKE INHIBITOREN 1,4% 230 0,2% 195 0,7% 27 17 C01BD ANTI-ARITMICA (KLASSE III) 1,4% 224 5,0% 739 2,7% 11 18 C09DA ANTAGONISTEN VAN HET ANGIOTENSINE II MET DIURETICA 1,3% 211 1,8% 138 0,5% 35 19 C09BA INHIBITOREN VAN HET ANGIOTENSINE-CONVERSIE-ENZYM (ACE) MET DIURETICA 1,3% 210 1,5% 201 0,7% 25 20 B01AB HEPARINEGROEP 1,3% 205 0,6% 182 0,7% 29 21 C03DA ALDOSTERONANTAGONISTEN 1,1% 179 1,3% 250 0,9% 23 22 R03BA GLUCOCORTICOIDEN 1,0% 158 0,2% 147 0,5% 33 23 C03CA SULFONAMIDEN 0,9% 143 1,7% 764 2,8% 10 24 C03EA " LOW-CEILING" DIURETICA MET KALIUMSPARENDE MIDDELEN 0,8% 136 1,2% 661 2,4% 12 25 C07FB SELECTIEVE BETA-BLOKKERENDE MIDDELEN MET OVERIGE ANTIHYPERTENSIVA 0,7% 119 1,4% 150 0,5% 32 26 A10BB SULFONYLUREUMDERIVATEN 0,7% 112 0,5% 260 1,0% 22 27 C07BB SELECTIEVE BETA-RECEPTORBLOKKERENDE MIDDELEN MET THIAZIDEN 0,6% 102 1,2% 212 0,8% 24 28 M04AA MIDDELEN MET REMMENDE WERKING OP DE ...

IMAO non sélectifs irréversibles La venlafaxine ne doit pas être utilisée en association avec les IMAO non sélectifs irréversibles. La venlafaxine ne doit pas être débutée dans les 14 jours suivants l’arrêt d’un traitement par un IMAO non sélectif irréversible. La venlafaxine doit être arrêtée au moins 7 jours avant l’instauration d’un traitement par un IMAO non sélectif irréversible (voir rubriques 4.3 et 4.4).
Behandeling met venlafaxine dient niet te worden gestart binnen ten minste 14 dagen na het stoppen van behandeling met een irreversibele, niet-selectieve MAOI. Voordat behandeling met een irreversibele, niet-selectieve MAOI gestart kan worden, moet venlafaxine ten minste 7 dagen gestopt zijn (zie rubrieken 4.3 en 4.4).

saignements dans le cerveau (hémorragie cérébrale) après le traitement de crises cardiaques (infarctus du myocarde) ou de caillots sanguins présents dans les artères des poumons (embolie pulmonaire) – l’arrêt du traitement peut se révéler nécessaire saignements dans le sac membraneux entourant le cœur (hémopéricarde) – l’arrêt du traitement peut se révéler nécessaire saignement interne dans la partie postérieure de l’abdomen (saignement rétropéritonéal) – l’arrêt du traitement peut se révéler nécessaire lésions des valvules du cœur (régurgitation mitrale) ou de la paroi des cavités du cœur (perforation du septum interventriculaire) – l’arrêt du traitement peut se révéler nécessaire formation de caillots sanguins dans les poumons (embolie pulmonaire) saignements dans l’oreille formation de caillots de sang dans les vaisseaux sanguins susceptibles de se déplacer vers les autres organes du corps (embolisation thrombotique).
hersenbloeding (cerebrale hemorragie) na de behandeling van hartaanvallen (myocardinfarct) of bloedklonters in de slagaderen van de longen (longembolie) – het kan nodig zijn de behandeling stop te zetten bloeding in het hartzakje rond het hart (hemopericard) - het kan nodig zijn de behandeling stop te zetten inwendige bloeding achterin de onderbuik (retroperitoneale bloeding) – het kan nodig zijn de behandeling stop te zetten schade aan de hartkleppen (mitrale regurgitatie) of aan het tussenschot tussen de hartkamers (ventriculair septaal defect) – het kan nodig zijn de behandeling stop te zetten vorming van bloedklonters in de long (pulmonaire embolie) bloeding uit het oor vorming van bloedklonters in de bloedvaten die in andere organen van het lichaam terecht kunnen komen (trombotische embolisatie).