Vertaling van "taux d'alanine aminotransférases " (Frans → Nederlands) :

gorge e 29 (8 %) 4 (1 %) 0 Elévation de 8 (2 %) 4 (1 %) 2 (< 1 %) l'alanine aminotransférase Taux anormal de 6 (2 %) 0 0 cholestérol sanguin Elévation de 5 (1 %) 2 (< 1 %) 2 (< 1 %) l'aspartate aminotransférase Elévation de la 4 (1 %) 0 3 (< 1 %) gamma glutamyltransférase Augmentation de la 2 (< 1 %) 0 0 bilirubine sérique Aspartate 2 (< 1 %) 0 2 (< 1 %) aminotransférase Alanine 1 (< 1 %) 0 1 (< 1 %) aminotransferase
Soms Menorragie 1 (< 1%) 0 0 Zeer vaak Vermoeidheid 178 34 (9%) 1 (< 1%) (47%) Vaak Oedeem b 18 (5%) 1 (< 1%) 0 Vaak Borstpijn 12 (3%) 4 (1%) 0 Vaak Rillingen 10 (3%) 0 0 Soms Slijmvliesontsteking e 1 (< 1%) 0 0 Soms Asthenie 1 (< 1% 0 0 Zeer vaak Gewichtsafname 86 (23%) 5 (1%) 0

Investigations : Très fréquent : augmentation du taux d'alanine aminotransférase (ALAT), augmentation du taux d'aspartate aminotransférase (ASAT), augmentation du taux de lipase.
Onderzoeken: Zeer vaak: verhoogd alanineaminotransferase, verhoogd aspartaataminotransferase, verhoogd lipase.

Taux initial des aminotransférases hépatiques (aspartate aminotransférase (ASAT) et/ou alanine aminotransférase (ALAT)) > 3 x LNS (voir rubriques 4.2 et 4.4).
Uitgangswaarden van leveraminotransferasen (aspartaat aminotransferasen (AST) en/of alanine aminotransferasen (ALT)) > 3xBGN (zie rubrieken 4.2 en 4.4)

Au cours des études cliniques, les patients présentant des taux de l’alanine aminotransférase (ALAT) et/ou de l’aspartate aminotransférase (ASAT) > 2,5 fois la limite supérieure de la normale (ou > 5 x LSN, si l’augmentation était liée à la maladie) et/ou des taux de bilirubine totale > 1,5 fois la LSN, étaient exclus.
Bij de klinisch onderzoeken werden patiënten met alaninetransaminase (ALT) en/of aspartaattransaminase (AST) > 2,5 (of > 5, indien gerelateerd aan ziekte) keer de bovengrens van de normaalwaarde en/of totale bilirubine > 1,5 keer de bovengrens van de normaalwaarde, uitgesloten van deelname.

Taux sériques des aminotransférases hépatiques, aspartate aminotransférases (ASAT) et/ou alanine aminotransférases (ALAT), supérieurs à 3 fois la limite supérieure de la normale avant la mise en route du traitement (voir rubrique 4.4)
Uitgangswaarden van leveraminotransferasen, d.w.z. aspartaat-aminotransferase (AST) en/of alanine-aminotransferase (ALT), hoger dan driemaal de bovengrens van normaal (zie rubriek 4.4)

Les effets indésirables les plus courants (observés chez plus d’un patient sur 10) sont l’anémie (diminution du nombre de globules rouges), la thrombocytopénie (diminution du nombre de plaquettes sanguines), la leucocytose (augmentation du nombre de leucocytes, un type de globule blanc) et une augmentation des taux d’enzymes du foie dans le sang (bilirubine, alanine aminotransférase, aspartate aminotransférase, gamma glutamyltransférase et amylase).
De meest voorkomende bijwerkingen (waargenomen bij meer dan 1 op 10 patiënten) zijn anemie (laag gehalte aan rode bloedcellen), trombocytopenie (verlaagd aantal bloedplaatjes), leukocytose (hoog gehalte aan leukocyten, een type witte bloedcellen) en verhoogde concentraties leverenzymen in het bloed (bilirubine, alanineaminotransferase, aspartaataminotransferase, gammaglutamyltransferase en amylase).

L’augmentation des taux sériques d’aminotransférases hépatiques, aspartate et alanine aminotransférases (ASAT et/ou ALAT), observée avec le bosentan est dose-dépendante.
Verhogingen van leveraminotransferasen, d.w.z. aspartaat- en alanine-aminotransferase (AST en/of ALT) geassocieerd met bosentan zijn dosisafhankelijk.

L’augmentation des taux sériques d’aminotransférases hépatiques, aspartate et alanine aminotransférases (ASAT et/ou ALAT), observée avec le bosentan est dose-dépendante. Ces anomalies du bilan hépatique apparaissent généralement au cours des 26 premières semaines de traitement mais peuvent également apparaître plus tardivement au cours du traitement (voir rubrique 4.8).
Verhogingen van leveraminotransferasen, d.w.z. aspartaat- en alanine-aminotransferase (AST en/of ALT) geassocieerd met bosentan zijn dosisafhankelijk. Veranderingen van leverenzymen doen zich meestal voor binnen de eerste 26 weken van behandeling, maar kunnen ook later tijdens de behandeling optreden (zie rubriek 4.8).