Plus clairement, l'article 59, al
inéas 2 et 3, de la Constitution attribue un rôle déterminé au président de l'assemblée en énonçant, d'une part, que « Sauf le cas de flagrant délit, les mesures contraignantes requérant l'intervention d'un juge ne peuvent être ordonnées à l'égard d'un membre de l'une ou de l'autre
Chambre, pendant la durée de la session, en matière répressive, que par le premier pré
sident de la cour d'appel sur demande du juge ...[+++] compétent.
In zijn tweede en derde lid is artikel 59 van de Grondwet duidelijker, waar het een welbepaalde taak geeft aan de voorzitter van de assemblee, door enerzijds het volgende te bepalen : « Behalve bij ontdekking op heterdaad kunnen de dwangmaatregelen waarvoor het optreden van een rechter is vereist, ten opzichte van een lid van een van beide Kamers, tijdens de zitting en in strafzaken, alleen worden bevolen door de eerste voorzitter van het hof van beroep op verzoek van de bevoegde rechter.