Les personnes physiques qui exercent une activité ambulante pour leur propre compte ou en qualité de responsables de la gestion journalière d'une personne morale exerçant également une activité ambulante et qui disposent, par mesure dérogatoire, d'une autorisation les habilitant à vendre des produits visés aux articles 10 à 12 de l'arrêté royal du 3 avril 1995 d'exécution de la loi, pourront, à l'entrée en vigueur de la présente loi, à la cessation de leur activité ambulante, remettre leur commerce à leur parents et alliés au 1 et au 2 degré ainsi qu'à leurs préposés, titulaires d'une autorisation pour la vente de ces produits au moment de la cessation d'activités de leur employeur.
De natuurlijke personen die voor eigen rekening of als verantwoordelijke belast met het dagelijks bestuur van een rechtspersoon een ambulante activiteit uitoefenen en die, bij wijze van een afwijkende maatregel, over een machtiging beschikken voor de verkoop van producten bepaald bij de artikelen 10 tot 12 van het koninklijk besluit van 3 april 1995 tot uitvoering van de wet, kunnen, bij de inwerkingtreding van deze wet, bij het stopzetten van hun ambulante activiteit, hun handel overdragen aan hun bloedverwanten en aanverwanten van de 1ste en 2de graad, alsook aan hun aangestelden die houder zijn van een machtiging voor de verkoop van deze producten, op het ogenblik van de stopzetting van de activiteiten door hun werkgever.