Art. 9. Un équidé qui est identifié pour la première fois après l'âge de douze mois reçoit : 1° soit un document d'identification « duplicata » s'il rencontre les conditions visées à l'article 29, paragraphe 1, point b), du règlement 2015/262; 2° soit un document d'identification de remplacement, conformément à l'article 32, paragraphe 1, point b), du règlement 2015/262.
Art. 9. Een paardachtige die voor het eerst wordt geïdentificeerd na de leeftijd van twaalf maanden, ontvangt : 1° ofwel een identificatiedocument "duplicaat" indien het voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 29, lid 1, onder b), van de verordening 2015/262; 2° ofwel een vervangend identificatiedocument conform artikel 32, lid 1, onder b), van de verordening 2015/262.