C'est sans doute le Pacte international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels de 1966 (article 13) qui offre la base juridique la plus étendue permettant le développement de l'enseignement supérieur, en prévoyant que les États parties à ce pacte reconnaissent qu'en vue d'assurer le plein exercice du droit à l'enseignement, « l'enseignement supérieur doit être rendu accessible à tous en pleine égalité, en fonction des capacités de chacun, par tous les moyens appropriés et notamment par l'instauration progressive de la gratuité ».
Het internationaal verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten van 1966 (artikel 13) biedt wellicht de meest verregaande juridische basis voor de ontwikkeling van het hoger onderwijs en bepaalt dat de Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen dat teneinde tot een volledige verwezenlijking van het recht op onderwijs te komen « het hoger onderwijs door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs voor eenieder op basis van bekwaamheid gelijkelijk toegankelijk dient te worden gemaakt».