L’article 429, alinéa 1er, du Code d’instruction criminelle, tel qu’il est modifié par l’article 31 de la loi du 14 février 2014 relative à la procédure devant la Cour de Cassation en matière pénale, dispose que : « Hormis le ministère public, le demandeur en cassation ne peut indiquer ses moyens que dans un mémoire signé par un avocat (...) et remis au greffe de la Cour de Cassation, quinze jours au plus tard avant l'audience».
Artikel 429, eerste lid, Wetboek van Strafvordering, zoals gewijzigd door artikel 31 van de wet van 14 februari 2014 met betrekking tot de rechtspleging voor het Hof van Cassatie in strafzaken, bepaalt: “Behalve voor het openbaar ministerie kan de eiser in cassatie zijn middelen slechts aanvoeren in een memorie die ondertekend is door een advocaat (.) en die hij uiterlijk vijftien dagen voor de terechtzitting ter griffie van het Hof van Cassatie doet toekomen”.