Art. 3. Des vacances d'ancienneté sont accor
dées comme suit : - pour les employés ayant une ancienneté de 5 à
moins de 10 ans : 1 jour ouvrable; - pour les employés ayant une ancienneté de 10 à moins de 15 ans : 2 jours
ouvrables; - pour les employés ayant une ancienneté de 15 à moins de 20 ans : 3 jours
ouvrables; - pour les employés ayant une ancienneté de 20 à moins de 25 ans : 4 jours
ouvrables; - pour les employés ayant une ancienneté de 25 à
...[+++] moins de 30 ans : 5 jours ouvrables; - pour les employés ayant une ancienneté de 30 à moins de 35 ans : 6 jours ouvrables; - pour les employés ayant une ancienneté de 35 à moins de 40 ans : 7 jours ouvrables; - pour les employés ayant une ancienneté d'au moins 40 ans : 8 jours ouvrables.Art. 3. Volgende anciënniteitsvakantie
wordt toegekend : - voor bedienden met 5 tot minder dan 10 jaar anciënniteit : 1 werkdag; -
voor bedienden met 10 tot minder dan 15 jaar anciënniteit : 2 werkdagen; -
voor bedienden met 15 tot minder dan 20 jaar anciënniteit : 3 werkdagen; -
voor bedienden met 20 tot minder dan 25 jaar anciënniteit : 4 werkdagen; -
voor bedienden met 25 tot minder dan 30 jaar anciënniteit : 5 werkdagen; -
voor bedienden met 30 tot minder dan 35 jaar anciënniteit : 6 werkdagen; -
voor ...[+++] bedienden met 35 tot minder dan 40 jaar anciënniteit : 7 werkdagen; - voor bedienden met ten minste 40 jaar anciënniteit : 8 werkdagen.