En cas de suspicion portant sur la présence d'une maladie exotique répertoriée à l'annexe IV, partie II, ou d'une maladie non exotique répertoriée à l'annexe IV, partie II, dans un État membre, une zone ou un compartiment qui se caractérise par le statut sanitaire de la catégorie I ou III, indiqué à l'annexe III, partie A, en ce qui concerne ladite maladie, les États membres veillent à ce que:
De lidstaten zien erop toe dat bij verdenking van een in bijlage IV, deel II, vermelde exotische ziekte, of bij verdenking van een in bijlage IV, deel II, vermelde niet-exotische ziekte, in lidstaten, gebieden of compartimenten met een gezondheidsstatus van categorie I of categorie III, zoals bedoeld in bijlage III, deel A, voor de desbetreffende ziekte: