" 2.1. connaissent les grandeurs et les unités de mesure principales : longueur, surface, contenu (volume), poids (masse), temps, vitesse, température et grandeur d'angle et peuvent à cette occasion établir la relation entre la grandeur et l'unité de mesure" .
" 2.1 kennen de belangrijkste grootheden en maateenheden met betrekking tot lengte, oppervlakte, inhoud, gewicht(massa) tijd, snelheid, temperatuur en hoekgrootte en ze kunnen daarbij de relatie leggen tussen de grootheid en de maateenheid" .