Le caractère probant ou non des pièces de la procédure relève de son appréciation souveraine des faits, qui, ain
si qu’il a déjà été rappelé au point 39 du présent arrêt, échappe au contrôle de la Cour dans le cadre du pourvoi, sauf en cas de dénaturation des éléments de preuve présentés au Tribunal ou lorsque l’inexactitude matérielle des consta
tations du Tribunal ressort des documents versés au dossier (arrêts du 10 juillet 2001, Ismeri Europa/Cour des comptes, C‑315/99 P, Rec. p. I-5281, point 19, et du 7 novembre 2002, Glencore et
...[+++]Compagnie Continentale/Commission, C‑24/01 P et C‑25/01 P, Rec. p. I-10119, points 77 et 78).De waardering van de bewijskracht van de processtukken maakt deel uit van de soevereine beoordeling van de feiten door het Ge
recht die, zoals in punt 39 van het onderhavige arrest reeds is verklaard, door het Hof in hogere voorziening niet wordt getoetst, behoudens in geval van een onjuiste voorstelling van de aan het Gerecht voorgelegde bewijselementen of wanneer de materiële onjuistheid van hetgeen het Gerecht heeft vastgesteld, uit de processtukken volgt (arresten van 10 juli 2001, Ismeri Europa/Rekenkamer, C‑315/99 P, Jurispr. blz. I‑5281,
punt 19, en 7 november 2002, Glencore en Compagnie Co
...[+++]ntinentale/Commissie, C‑24/01 P en C‑25/01 P, Jurispr. blz. I‑10119, punten 77 en 78).