4. En ce qui concerne les personnes morales, les États membres veillent à ce qu’elles puissent être tenues pour responsables des infractions visées à l’article 56, paragraphe 1, commises pour leur compte par toute personne, agissant individuellement ou en qualité de membre d’un organe de la personne morale, qui occupe au sein de cette dernière une position de pouvoir, assise sur l’une ou l’autre des bases suivantes:
4. In het geval van rechtspersonen zorgen de lidstaten ervoor dat deze aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de in lid 1 van artikel 56 bedoelde inbreuken die in hun belang gepleegd zijn door iemand die hetzij als individu, hetzij als lid van een orgaan van de rechtspersoon handelt en die binnen de rechtspersoon een leidende positie bekleedt, op basis van elk van de volgende elementen: