Le Roi définit par arrêté délibéré en Conseil des ministres les règles spéciales pour la procédure accélérée devant le Conseil d'État concernant l'action en licenciement du mandat adjoint pour inaptitude professionnelle visé à l'alinéa 1 , si nécessaire, contrairement aux articles 14, 17, 18, 21, 21bis, 24 et 28 des lois sur le Conseil d'État, coordonnées le 12 janvier 1973, à l'exception, en ce qui concerne cette dernière disposition, de l'obligation de motiver l'arrêt.
De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de bijzondere regels vast voor de versnelde rechtspleging voor de Raad van State inzake de in het eerste lid bedoelde vordering tot ontslag wegens beroepsongeschiktheid uit het adjunct-mandaat, zo nodig in afwijking van de artikelen 14, 17, 18, 21, 21bis, 24, en 28 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, met uitzondering wat deze laatste bepaling betreft, van de verplichting om het arrest met redenen te omkleden.