1.6 Le récipient primaire ou l'emballage secondaire utilisés pour les matières biologiques périssables, y compris les échantillons de diagnostic, doivent pouvoir résister à des températures se situant entre -40° et +55 ° C et, lorsqu'il s'agit de liquides, ils doivent pouvoir résister, sans perte d'étanchéité, à une pression interne produisant une pression différentielle au moins égale à 95 kPa.
1.6 De primaire recipiënt of de secundaire verpakking die worden gebruikt voor bederfelijke biologische stoffen, waaronder ook diagnostische monsters, moeten kunnen weerstaan aan temperaturen tussen -40° en +55 ° C en wanneer het om vloeistoffen gaat, moeten ze zonder waterdichtheid te verliezen, kunnen weerstaan aan een interne druk die een drukverschil voortbrengt dat minstens gelijk is aan 95 kPa.