Dans son arrêt du 31 janvier 2018 (PDF, 224.61 Ko), la Cour de cassation rappelle que le risque de torture et de traitement inhumain ou dégradant contraires à l'article 3 de la Convention européenne des droits de l'homme, fait partie du contrôle de légalité, par les juridictions d’instruction, de la décision administrative d'éloignement vers son pays d’origine et de rétention d’un étranger sans titre de séjour, même lorsque celui-ci n’a pas introduit de demande d’asile.
In zijn arrest van 31 januari 2018 (PDF, 224.61 KB)herinnert het Hof van Cassatie eraan dat het risico op foltering en een onmenselijke of vernederende behandeling die in strijd zijn met artikel 3 EVRM, deel uitmaakt van de controle die de onderzoeksgerechten uitoefenen op de wettigheid van de administratieve beslissing om een vreemdeling zonder verblijfsvergunning op te sluiten en te verwijderen naar zijn land van oorsprong, zelfs als die geen asielaanvraag indiende.