Toute personne qui par manque de précaution ou de prudence, contrairement aux prescriptions légales ou à une autorisation, effectue des actes causant la disparition entière ou partielle d'une superficie d'arbres, telle que visée à l'article 3, §§ 1 et 2, du Décret forestier du 13 juin 1990, et associe à ce terrain une autre affectation ou utilisation, est punie d'un emprisonnement d'un mois jusqu'à trois ans et d'une amende de 100 à 350 000 euros ou de l'une de ses peines seulement.
Wie door gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid, in strijd met de wettelijke voorschriften of in strijd met een vergunning, handelingen stelt waardoor een met bomen begroeide oppervlakte als vermeld in artikel 3, § 1 en § 2, van het Bosdecreet van 13 juni 1990, geheel of gedeeltelijk verdwijnt en er aan de grond een andere bestemming of gebruik wordt gegeven, wordt gestraft met een gevangenisstraf van een maand tot drie jaar en met een geldboete van 100 tot 350.000 euro of met één van die straffen».