2. Par dérogation au paragraphe 1, si, lors de la liquidation ou de la révision de prestations d’invalidité ou de pensions de vieillesse ou de survivant en application du titre III, chapitres 4 et 5, du règlement de base, l’institution d’un État membre a versé à une personne des prestations indues, cette institution peut demander à l’institution de tout autre État membre débitrice de prestations correspondantes en faveur de la personne concernée de retenir le montant payé en trop sur les arriérés que celle-ci verse à ladite personne.
2. In afwijking van lid 1 kan het orgaan van een lidstaat, indien het een persoon een onverschuldigd uitkeringsbedrag heeft uitbetaald bij de vaststelling of de herziening van een invaliditeitsuitkering of een oudersdoms- of nabestaandenpensioen op grond van titel III, hoofdstukken 4 en 5, van de basisverordening, het orgaan van een andere lidstaat dat verantwoordelijk is voor de betaling van een overeenkomstige uitkering aan de betrokkene, verzoeken het onverschuldigd betaalde bedrag in te houden op de aan de betrokken persoon verschuldigde achterstallige bedragen.