Le 10 novembre 1999, à l'issue du dernier tour de négociations, les Présidents des deux délégations techniques ont estimé que le déficit budgétaire résultant du passage de l'imposition dans l'Etat de résidence à l'imposition dans l'Etat d'activité représentait, pour la Belgique, 15 à 20 millions d'euros par an, en partant de l'hypothèse qu'environ 30 000 travailleurs transfrontaliers belges exercent leur activité aux Pays-Bas et qu'environ 6 000 travailleurs transfrontaliers néerlandais exercent leur activité en Belgique.
Het budgettaire nadeel uit deze overgang van een woonstaat- naar een werkstaatheffing werd door de voorzitters van de beide technische delegaties bij het einde van de laatste overlegronde op 10 november 1999 in het geval van België echter geraamd op 15 à 20 miljoen euro per jaar, daarbij uitgaande van de veronderstelling dat er ongeveer 30 000 grensoverschrijdende Belgische werknemers in Nederland werkzaam zijn en circa 6 000 grensoverschrijdende Nederlandse werknemers in Belgïë.