J
e rappelle que, par la loi du 30 juin 1975, le législateur a introduit dans le statut bancaire une disposition anciennement l'art. 39, alinéa 2, de l'arrêté royal nº 185 du 9 juillet 1935, actuellement l'article 57, § 3, de la loi du 22 mars 1993 en vertu de laquelle la Commission bancaire et financière peut prendre des mesures exceptionnelles, notamment interdir
e la poursuite de l'activité concernée, lorsqu'elle a connaissance du fait qu'un établissement de crédit soumis à son contrôle a mis en place un méca
...[+++]nisme particulier ayant pour but ou pour effet de favoriser la fraude fiscale par des tiers.
Ik herinner eraan dat de wetgever, met de wet van 30 juni 1975, een bepaling in het bankstatuut heeft ingevoerd vroeger artikel 39, tweede lid van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935, thans artikel 57, § 3, van de wet van 22 maart 1993 krachtens dewelke de Commissie voor het bank- en financiewezen uitzonderlijke maatregelen kan treffen, inzonderheid de stopzetting van de betrokken activiteit, wanneer zij er kennis van heeft dat een onder haar toezicht staande kredietinstelling een bijzonder mechanisme heeft ingesteld met als doel of als gevolg de fiscale fraude door derden te bevorderen.