Dans cet arrêt, la Cour a jugé que l'article 12bis, § 4, alinéa 3, du Code de la nationalité belge violait le principe d'égalité dans la mesure où il n'admettait pas la prorogation des délais d'appel suite aux vacances judiciaires prévue à l'article 50, alinéa 2, du Code judiciaire dans le cadre de la procédure de déclaration de nationalité, contrairement à ce qui est prévu par ailleurs devant le tribunal de première instance pour les litiges de droit commun.
In dit arrest heeft het Hof geoordeeld dat artikel 12bis, § 4, derde lid, van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit het gelijkheidsbeginsel schond aangezien het de verlenging niet toestond van de termijnen van hoger beroep ingevolge de gerechtelijke vakantie als voorzien in artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek in het kader van de procedure van de nationaliteitsverklaring, in tegenstelling met wat voorzien is overigens voor de rechtbank van eerste aanleg voor geschillen van gemeen recht.