Art. 2. Chaque année, le conseil d'administration du " Fonds de sécurité d'existence de l'industrie céramique" affectera pour l'embauche et la formation de travailleurs à risque un montant correspondant au maximum au total des cotisations patronales dites " groupes à risque" de l'année précédente payées au " Fonds de sécurité d'existence de l'industrie céramique" et ce sous déduction des frais de fonctionnement dudit fonds.
Art. 2. De raad van bestuur van het " Fonds voor bestaanszekerheid voor het ceramiekbedrijf" zal jaarlijks een bedrag, maximaal gelijk aan het totaal van de zogenaamde patronale " risicogroepenbijdragen" van het voorgaand jaar, betaald aan het " Fonds voor bestaanszekerheid van het ceramiekbedrijf" , na aftrek van de werkingskosten van genoemd fonds, aanwenden voor de aanwerving en de opleiding van risicowerknemers.