21. propose aux États membres d'étudier la possibilité d'organiser des échanges de personnel enseignant aux différents niveaux de l'enseignement, afin que différentes matières puissent être enseignées dans différentes langues, et estime que cette possibilité pourrait être exploitée notamment dans les régions frontalières, ce qui permettrait d'améliorer la mobilité des travailleurs et la connaissance des langues chez les citoyens;
21. stelt de lidstaten voor te onderzoeken of het mogelijk is om onderwijspersoneel van verschillende onderwijsniveaus uit te wisselen, met de bedoeling verschillende schoolvakken in verschillende talen te onderwijzen, en is van opvatting dat deze mogelijkheid met name kan worden benut in grensregio's, waardoor de mobiliteit van de beroepsbevolking en de talenkennis van burgers zouden worden verbeterd;