Bien que la question semble porter sur les dispositions du Code judiciaire, il est également fait référence à l'arrêt n° 72/92 du 18 novembre 1992, dans lequel la Cour a jugé : que les garanties résultant des principes généraux du droit pénal s'appliquent indépendamment de la qualification de pénales ou de non pénales que la loi pourrait do
nner aux mesures qu'elle prescrit; que la qualification d'administratives que la loi du 30 jui
n 1971 relative aux amendes administratives applicables en cas d'infraction à certaines lois sociales donne
aux amende ...[+++]s qu'elle prévoit ne saurait donc justifier une méconnaissance de ces principes; qu'il incombe à l'autorité chargée de la répression des infractions d'établir les faits reprochés au contrevenant, non seulement lorsqu'elle décide d'infliger une amende mais également lorsqu'un recours est introduit devant le juge; que le législateur n'a pas davantage voulu abandonner le principe de la présomption d'innocence.Hoewel de vraag betrekking lijkt te hebben op de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, wordt tevens verwezen naar het arrest nr. 72/92 van 18 november 1992, waarin het Hof heeft geoordeeld : dat de waarborgen die voortvloeien uit de algemene beginselen
van het strafrecht gelden onafhankelijk van de kwalificatie
strafrechtelijk of niet-strafrechtelijk die de wet zou kunnen geven aan de maatregelen die zij voorschrijft; dat de kwalificatie « administratief » die de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepa
...[+++]sselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten geeft aan de geldboeten waarin zij voorziet derhalve geen miskenning van die principes kan verantwoorden; dat het aan de overheid die belast is met de bestraffing van de inbreuken toekomt de aan de overtreder verweten feiten te bewijzen, niet alleen wanneer zij beslist een boete op te leggen maar ook wanneer een beroep voor de rechter wordt ingediend en dat de wetgever evenmin het beginsel van het vermoeden van onschuld heeft willen laten varen.