3. Aucune caution ni aucun dépôt, sous quelque dénomination que ce soit, ne peuvent être imposés en raison, soit de la qualité de ressortissant d'un État tiers, soit du défaut de domicile ou de résidence dans l'État membre d'exécution, à la partie qui demande l'exécution dans un État membre d'une décision certifiée en tant que titre exécutoire européen dans un autre État membre.
3. Van een partij die in een lidstaat om de tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven en als Europese executoriale titel gewaarmerkte beslissing verzoekt, mag geen zekerheid, borg of pand, in welke vorm ook, worden gevraagd op grond van het feit dat hij een onderdaan van een derde land is of zijn woon- of verblijfplaats niet in de lidstaat van tenuitvoerlegging heeft.