Le paragraphe 5 de l'article 8 incite chaque État Partie à s'efforcer, s'il y a lieu et conformément aux principes fondamentaux de son droit interne, de mettre en place des mesures et des systèmes obligeant les agents publics à déclarer aux autorités compétentes, notamment, toutes activités extérieures, tout emploi, tous placements financiers, tous avoirs et tous dons ou avantages substantiels d'où pourrait résulter un conflit d'intérêts avec leurs fonctions d'agent public.
De vijfde paragraaf van artikel acht zet elke Staat die partij is, ertoe aan om, waar aangewezen en overeenkomstig de fundamentele principes van de interne wetgeving, maatregelen en systemen in te stellen waardoor ambtenaren worden verplicht aan de bevoegde overheid aangifte te doen van onder meer nevenactiviteiten, neventewerkstelling, investeringen, vermogen en alle substantiële giften en voordelen waaruit bij de uitoefening van de functie conflicten kunnen ontstaan tussen het privaat belang van de ambtenaar en het algemeen belang.