La réponse à la question de savoir si un abonné victime d'un appel malveillant peut invoquer l'article 10 de la L.T.D.P. pour obtenir les données d'appel de Belgacom ou d'un autre opérateur de réseau (des données personnelles le concernant dans une base de données), grâce auxquelles l'abonné pourrait identifier l'appelant et pourrait donner aux faits la suite qui lui paraît la meilleure, suppose que deux questions trouvent préalablement une réponse :
Het antwoord op de vraag of een abonnee-slachtoffer van een kwaadwillige oproep een beroep kan doen op artikel 10 WVP om (uit de hem betreffende persoonsgegevens in een gegevensbank) van Belgacom of een andere netwerkoperator de oproepgegevens te bekomen, aan de hand waarvan de abonnee de oproeper zou kunnen identificeren en aan de feiten het gevolg kunnen geven dat hem het meest passend voorkomt, veronderstelt dat voorafgaandelijk twee andere vragen beantwoord zijn :