Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet et R. Leysen, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président J.
Spreutels, après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédure Par jugement du 11 septembre 2014 en cause de Sylvie Defoin contre l'Etat belge, dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 29 septembre 2014, le Tribunal de première instance de Namur, division Namur, a posé la question préjudicielle suivante : « Les articles 33 et 171 du Code des impôts sur les revenu
s 1992, tels qu'ils étaient ...[+++] applicables pour l'exercice fiscal d'imposition 1994, violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution, dès lors que 1) les indemnités de l'espèce ou similaires sont imposées distinctement pour toutes les autres catégories de redevables qui recueillent ces indemnités à savoir notamment : - les indemnités incluses dans les bénéfices des entreprises industrielles, commerciales ou agricoles (articles 25, 6°, a), et 171, alinéa 1 , 1°, c), du Code des impôts sur les revenus 1992); - les indemnités recueillies par les titulaires de professions libérales, charges ou offices, ou qui exercent une occupation lucrative (articles 27, alinéa 2, 4°, a), et 171, alinéa 1 , 1, c) du Code des impôts sur les revenus 1992); - les indemnités recueillies par les travailleurs (article 31, alinéa 2, 3°, et 171, 5°, a) du Code des impôts sur les revenus 1992); - les indemnités recueillies par les administrateurs (Cass. 19 décembre 1967, deux arrêts, Pas. 1968. I.541); 2) sans même distinguer si l'associé a une participation substantielle ou dérisoire dans le capital de la société, sans que ces discriminations au détriment des seuls associés actifs soient objectivement justifiées ?Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, F. Daoût, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voo
rzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 11 september 2014 in zake Sylvie Defoin tegen de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 29 september 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Namen, afdeling Namen, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 33 en 171 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, zoals zij voor het aansl
...[+++]agjaar 1994 van toepassing waren, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, aangezien 1) de vergoedingen in deze zaak of soortgelijke vergoedingen afzonderlijk worden belast voor alle andere categorieën van belastingschuldigen die die vergoedingen ontvangen, namelijk : - de vergoedingen die zijn opgenomen in de winst van nijverheids-, handels- of landbouwondernemingen (artikelen 25, 6°, a), en 171, eerste lid, 1°, c), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992); - de vergoedingen ontvangen door de beoefenaars van vrije beroepen, ambten of posten, of [door belastingschuldigen] die een winstgevende bezigheid uitoefenen (artikelen 27, tweede lid, 4°, a), en 171, eerste lid, 1°, c), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992); - de vergoedingen ontvangen door de werknemers (artikelen 31, tweede lid, 3°, en 171, 5°, a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992); - de vergoedingen ontvangen door de bestuurders (Cass., 19 december 1967, twee arresten, Arr. Cass., 1968, p. 580); 2) zelfs ongeacht of de vennoot een substantiële of onbeduidende deelname in het kapitaal van de vennootschap heeft, zonder dat die discriminaties ten koste van alleen de werkende vennoten objectief verantwoord zijn ?