3.1.10. La durée de validité de l'aptitude à la conduite, mentionnée dans les points 3.1.4 jusqu'à 3.1.9, est prorogée à la condition que le candidat fasse l'objet d'une surveillance médicale régulière, qu'il n'ait plus eu de nouvelles crises, qu'un bilan neurologique détaillé permette de conclure à la stabilisation de l'affection, que le candidat soit suffisamment conscient de son affection et suive scrupuleusement son traitement.
3.1.10. De verlenging van de geldigheidsduur van de rijgeschiktheid vermeld in de punten 3.1.4. tot en met 3.1.9. gebeurt op voorwaarde dat de kandidaat onder regelmatig geneeskundig toezicht staat, hij geen nieuwe aanvallen meer heeft gehad, een uitgebreid neurologisch onderzoek tot een stabilisatie van de toestand laat besluiten en de aanvrager voldoende inzicht heeft in zijn aandoening en blijk geeft van een strikte therapietrouw.