La Cour est interrogée sur la différence de traitement qui ex
isterait entre deux catégories d'instances consultatives, désignées dans l'article 4.7.26, § 4, 2°, du Code flamand de l'aménagement du territoir
e : d'une part, les instances désignées par le Gouvernement flamand qui relèvent d'un département flamand ou d'une agence flamande, lesquelles peuvent introduire un recours, en vertu de cette disposition, devant le Conseil pour les contestations des autorisations, et, d'autre part, le collège des bourgmestre et échevins, qui n'a pas
...[+++] cette possibilité.
Het Hof wordt ondervraagd over het verschil in behandeling dat zou bestaan tussen twee categorieën van in artikel 4.7.26, § 4, 2°, van de VCRO aangewezen adviserende instanties : enerzijds, de door de Vlaamse Regering aangewezen instanties die tot een Vlaams departement of Vlaams agentschap behoren, die op grond van de in het geding zijnde bepaling een beroep kunnen instellen bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen en, anderzijds, het college van burgemeester en schepenen, die dat niet kan.