1. Au plus tard après cinq ans de résidence et dans la mesure où les liens familiaux subsistent, le conjoint ou, si la législation de l'État membre concerné traite la situation des couples non mariés d'une façon correspondante à celle des couples mariés, le partenaire non marié ou lié par un partenariat enregistré, et l'enfant ou les enfants du regroupant ou de son conjoint ou de son partenaire non marié ou lié par un partenariat visé à l'article 4, paragraphe 1, point a) , devenu(s) majeur(s) ont droit à un titre de séjour autonome, indépendant de celui du regroupant.
1. Uiterlijk na een verblijf van vijf jaar en voorzover de gezinsbanden blijven bestaan, hebben de echtgenoot of de feitelijke levenspartner, wanneer de wetgeving van de betrokken lidstaat ongehuwd samenwonenden op gelijke wijze behandelt als gehuwden, de ongehuwde of geregistreerde partner en het kind of de kinderen van de gezinshereniger of de echtgenoot of de ongehuwde of geregistreerde partner, zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, letter a) dat (die) meerderjarig geworden is (zijn) recht op een zelfstandige verblijfstitel, onafhankelijk van die van de gezinshereniger.