Les articles 30 et 32 de la même loi prévoient que, au-delà d'un certain nombre d'étudiants inscrits auprès d'une institution universitaire, fixé préalablement par la loi, la partie variable de l'allocation de fonctionnement augmente moins que lorsque la croissance du nombre de ces étudiants n'entraîne pas de dépassement du plafond fixé par la loi.
In de artikelen 30 en 32 van dezelfde wet is erin voorzien dat, boven een bepaald, vooraf bij de wet vastgelegd, aantal bij een universitaire instelling ingeschreven studenten, het variabele deel van de werkingstoelage minder stijgt dan wanneer de toename van dat aantal studenten niet leidt tot een overschrijding van het bij de wet vastgelegde plafond.