Après l'arrêt de la Cour de cassation du 18 juin 1998, C.96.0402.N, le législateur décrétal a considéré que certaines modifications s'imposaient « afin de conférer un fondement décrétal incontestable au caractère forfaitaire de l'indemnité pour les dommages résultant du plan » (Doc. parl., Parlement flamand, 1998-1999, n° 1214/1, p. 13).
Na een arrest van het Hof van Cassatie van 18 juni 1998, C.96.0402.N, oordeelde de decreetgever dat een ingrijpen noodzakelijk was « teneinde het forfaitair karakter van de planschadevergoeding een onbetwistbare decretale grondslag te geven » (Parl. St., Vlaams Parlement, 1998-1999, nr. 1214/1, p. 13).