L'article 25 de la Convention qui prévoit que les limites de responsabilité ne s'appliquent pas « s'il est prouvé que le dommage résulte d'un acte ou d'une omission du transporteur ou de ses préposés fait, soit avec l'intention de provoquer un dommage, soit témérairement et avec conscience qu'un dommage en résultera probablement, pour autant que, dans le cas d'un acte ou d'une omission de préposés, la preuve soit également apportée que ceux-ci ont agi dans l'exercice de leurs fonctions » reste d'application pour le transport de passagers et de bagages, mais cesse de s'appliquer au transport de marchandises.
Artikel 25 van de Overeenkomst, dat voorziet dat de aansprakelijkheidsgrenzen niet van toepassing zijn « indien wordt bewezen dat de schade het gevolg is van een handelen of nalaten van de vervoerder of diens ondergeschikten, gedaan hetzij met het opzet schade te veroorzaken, hetzij roekeloos en met het bewustzijn dat schade er waarschijnlijk zou uit voortvloeien; in geval van een handelen of nalaten van ondergeschikten dient tevens te worden bewezen dat zij hebben gehandeld in de uitoefening van hun functie », blijft van toepassing op het vervoer van passagiers, maar is niet langer toepasselijk op het vervoer van goederen.