"Art. 27. Les membres de l'équipe d'intervention peuvent, en cas d'absolue nécessité, retenir une personne s'il existe à l'égard de cette personne des motifs raisonnables de croire, en fonction de son comportement, d'indices matériels ou des circonstances, qu'elle se prépare à commettre ou commet un acte qui met gravement en danger la vie ou l'intégrité physique d'un agent ou un tiers ou l'intégrité des infrastructures et des biens du service de renseignement et de sécurité à protéger, afin de l'empêcher de commettre un tel acte ou de faire cesser cet acte.
"Art. 27. De leden van het interventieteam kunnen, in geval van volstrekte noodzaak, een persoon vasthouden ten aanzien van wie er op grond van zijn gedragingen, van materiële aanwijzingen of van de omstandigheden, redelijke gronden zijn om te denken dat hij voorbereidingen treft om een daad te verrichten of dat hij een daad verricht die het leven of de fysieke integriteit van een agent of een derde of de integriteit van de infrastructuur en de goederen van de te beschermen inlichtingen- en veiligheidsdienst ernstig in gevaar brengt, met als doel hem te beletten een dergelijke daad te verrichten of teneinde deze te doen ophouden.