Il ressort, en effet, du rapport faut au nom de la Commission spéciale de la Chambre des représentants par M. Van Parys que « au moment où il a constaté que les déclarations d'un témoin renfermaient des indices d'infraction à charge d'un ministre, il (le procureur général près de la Cour d'appel de Bruxelles) s'est senti dans l'obligation de transmettre le dossier à la Chambre des représentants, en application de l'article 103 de la Constitution sans accomplir d'autres actes d'instruction » (doc. Chambre, 96/97, nº 780/1, pp. 2 et 3).
Uit het verslag dat
namens de bijzonder commissie van de Kamer van volksvertegenwoordigers door de heer Van Parys werd opgesteld, blijkt immers dat « zodra hij had vastgesteld dat de verklaringen van een getuige aanwijzingen van misdrijven lastens een minister inhielden hij (de procureur-generaal bij het Hof van Beroep van Brussel) zich genoodzaak
t voelde om, zonder enige andere onderzoeksdaad te stellen, het dossier aan de Kamer van volksvertegenwoordigers over te zenden, met toepassing van artikel 103 van de Grondwet (Gedr. St., Kam
...[+++]er, 96/97, nr. 780/1, blz. 2 en 3).