« L'article 18bis de la loi du 11 avril 1995 visant à instituer la Charte de l'assuré social, interprété en ce sens que la
décision prise à l'égard d'un chômeur à la suite d'un rejet de dépenses émanant de l'O.N.Em. n'est pas une décision de révision au sens de l'article 17 de la même loi et donc que la décision peut rétroagir entraînant par là une récupération de l'indu même si la décision d'octroi initiale provient d'une erre
ur de l'institution coopérante de sécurité sociale, n'établit-il pas une discrimination contraire aux article
...[+++]s 10 et 11 de la Constitution coordonnée entre les assurés sociaux selon le type de prestations dont ils demandent le bénéfice alors que dans tous les secteurs, hormis en matière de chômage et d'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, les assurés sociaux ne peuvent voir la décision de révision rétroagir lorsque le droit à la prestation est inférieur à celui reconnu initialement faisant ainsi échapper les assurés sociaux à la récupération de l'indu lorsque l'erreur émane de l'institution de sécurité sociale ?« Voert artikel 18bis van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het ' handvest ' van de sociaal verzekerde, in die zin geïnterpreteerd dat de beslissing die ten aanzien van een werkloze wordt genomen aansluitend op een weigering van uitgaven uitgaande van de RVA, geen beslissing tot herziening is in de zin van artikel 17 van dezelfde wet en dus dat de beslissing terugwerkende kracht kan hebben, met een terugvordering van het onverschuldigde bedrag tot gevolg, zelfs indien de oorspronkelijke beslissing tot toek
enning voortvloeit uit een vergissing van de meewerkende instelling van sociale zekerheid, geen met de artikelen 10 en 11 van
...[+++] de gecoördineerde Grondwet strijdige discriminatie in onder de sociaal verzekerden naar gelang van het type prestatie waarop zij aanspraak maken, terwijl in alle sectoren, behalve inzake werkloosheid en de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de beslissing tot herziening ten aanzien van de sociaal verzekerden geen terugwerkende kracht kan hebben wanneer het recht op de prestatie kleiner is dan het aanvankelijk toegekende recht, waardoor de sociaal verzekerden ontsnappen aan de terugvordering van het onverschuldigde bedrag wanneer de vergissing uitgaat van de instelling van sociale zekerheid ?