67. observe que l'UE compte encore, en 1999, 15,5 millions de chômeurs, soit 9 % de la population active, et environ 40 millions de personnes vivant au-dessous du seuil de pauvreté, alors que la pauvreté et l'excl
usion qui en est le corollaire sont indignes d'une société démocratique et développée; demande que l'on reconnaisse aux plus pauvres le droit de s'entraider et de s'associer; estime que les personnes qui participent à une activité bénévole, au sein d'une association, ne peuvent subir de sanction financière, comme cela se pratique dans certains
...[+++]pays de l'Union européenne, où le militantisme associatif se voit soumis à des autorisations ou pénalisé; 67. wijst erop dat de Europese Unie in 1999 nog 15,5 miljoen werklozen telt - dat is 9% van de beroepsbevolking - en ongeveer 40 miljoen personen die onder de armoededrempel leven, terwijl armoede en het sociaal isol
ement dat ze met zich meebrengt een democratische en ontwikkelde samenleving onwaardig zijn; vraagt erkenning van het recht van de armsten in de samenleving om elkaar te helpen en zich te verenigen; vindt dat personen die binnen een vereniging als vrijwilliger meewerken, financieel niet mogen worden gestraft zoals momenteel het geval is in enkele landen van de Europese Unie, waar de inzet voor verenigingen onderworpen is aa
...[+++]n toelatingen of wordt bestraft;