Dans son arrêt du 21 décembre 1990, la Cour d'arbitrage concluait qu'« en ce qu'il subordonne au consentement préalable de la mère la recevabilité de la reconnaissance d'un enfant mineur non émancipé par l'homme dont la paternité n'est pas contestée, l'article 319, § 3, du Code civil viole les articles 6 et 6bis de la Constitution» (Cour d'arbitrage, arrêt nº 39/90, 21 décembre 1990, Moniteur belge du 17 janvier 1991, pp. 1078 et ss).
In zijn arrest van 21 december 1990 zegt het Hof voor recht dat « door de ontvankelijkheid van de erkenning van een minderjarig, niet-ontvoogd kind door de man wiens vaderschap niet is betwist, afhankelijk te stellen van de voorafgaande toestemming van de moeder, (...) artikel 319, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, de artikelen 6 en 6bis van de Grondwet (schendt) » (Arbitragehof, arrest nr. 39/90, 21 december 1990, verschenen in het Belgisch Staatsblad van 17 januari 1991, blz. 1078, e.v.).