Devant la Cour, les parties ne peuvent pas modifier ou faire modifier le contenu des questions préjudicielles; la Cour observe que tel est précisément l'effet de l'exception soulevée par le Conseil des ministres, en ce que, alors que le juge a quo interroge la Cour sur la compatibilité avec le principe d'égalité de l'article 11, § 3, de la loi du 16 juin 1960, l'exception tend à lui faire dire si les demandeurs en cassation pouvaient, au regard de l'article 191 de la Constitution, se prévaloir du principe d'égalité.
Voor het Hof vermogen de partijen niet de inhoud van de prejudiciële vragen te wijzigen of te laten wijzigen; het Hof merkt op dat zulks precies het gevolg is van de door de Ministerraad opgeworpen exceptie, doordat, terwijl de verwijzende rechter het Hof ondervraagt over de bestaanbaarheid van artikel 11, § 3, van de wet van 16 juni 1960 met het gelijkheidsbeginsel, de exceptie ertoe strekt het te doen zeggen of de eisers in cassatie zich, ten aanzien van artikel 191 van de Grondwet, op het gelijkheidsbeginsel konden beroepen.