Tout d’abord, la Cour constate que seules certaines dispositions de l’accord « ciel ouvert » et trois principes de droit international coutumier (à savoir, la souveraineté des États sur leur espace aérien, l’illégitimité des revendications de souveraineté sur la haute mer et la liberté de survol de la haute mer) peuvent être invoqués aux fins de l’examen de la validité de la directive.
Het Hof stelt allereerst vast dat slechts enkele bepalingen van de „Open Sky”-overeenkomst en drie beginselen van het internationale gewoonterecht (te weten de soevereiniteit van de staten over hun luchtruim, de onrechtmatigheid van soevereiniteitsclaims over de volle zee en de vrijheid om over de volle zee te vliegen) kunnen worden ingeroepen voor het onderzoek van de geldigheid van de richtlijn.