Art. 7. Les parties conviennent de valoriser en vue de l'ancienneté pécuniaire subsidiable les périodes d'interruption de carrière énumérées ci-après dont le personnel d'encadrement et d'accueil a bénéficié en cours d'occupation au sein de l'institution durant la période du 1 janvier 1990 au 30 septembre 2002 à savoir :
Art. 7. De partijen komen overeen om, met het oog op de subsidieerbare geldelijke anciënniteit, de periodes van loopbaanonderbreking, die hieronder worden opgesomd, die het omkaderingspersoneel en het opvangpersoneel hebben genoten tijdens hun tewerkstelling in de inrichting tijdens de periode van 1 januari 1990 tot 30 september 2002 te herwaarderen, namelijk :